Deurenbranche illustratief voor bouweconomie

Deurenbranche illustratief voor bouweconomie

tekst Louis Jongeleen |beeld bouwplaat Vught

Peter Kraak: “Uniek, woningen in stationscomplex Breda”
De ergste crisis in de bouwsectoren ligt achter ons. Maar dat maakt het nog niet
gemakkelijk om te zien hoe de bouw zich nu verder ontwikkelt. Waar komt het zwaartepunt te liggen; bij snel renoveren, bij transitie of toch weer bij nieuwbouw? Welke krachten bepalen hoe we willen bouwen en zijn bouwindustrie en toeleveranciers daar innovatief genoeg voor? Raam en Deur vroeg het aan een vastgoedontwikkelaar met dertig jaar ervaring in de verschillende bouwsectoren. Peter Kraak is nu als projectleider voor woningcorporatie AlleeWonen betrokken bij de realisatie van 93 woningen in het nieuwe stationscomplex van Breda. Hij geeft een doorsnede van ‘bouwen anno 2015’, door te kijken naar de markt voor ‘deuren‘. Een interview.

 

De bouw verkeert de laatste twee jaar in een toestand van voortdurende verandering. Hoe merken we dat aan bouwproducten als ‘buitendeuren’ en ‘binnendeuren’?

Peter Kraak: “Als je vanuit een helikopter kijkt naar de verschillende markten, naar utiliteitsbouw en woningbouw, renovatie, nieuwbouw en transitie en naar huur- en koopsectoren, dan valt het op dat er ondanks alle dynamiek weinig verandert aan de aard en de toepassing van de meeste bouwproducten. Binnendeuren en buitendeuren vormen daarop geen uitzondering. Natuurlijk heb je altijd nichemarkten en exclusief maatwerk blijft altijd bestaan, maar van innovatie in de bulk van de producten komt weinig terecht.

Neem de binnendeur. Eindgebruikers willen in hun huis best iets anders dan die standaard opdekdeur. Maar als puntje bij paaltje komt, zie je in nieuwbouwwoningen van alle prijsklassen toch weer diezelfde opdekdeur verschijnen. Waarom? Omdat die goedkoper is, je hebt er geen echt kozijn voor nodig, geen dorpel en je krijgt er ook nog een soort bovenlicht bij. Kiest de beslisser voor een binnendeur van een iets betere kwaliteit en hij rekent uit hoeveel hij kwijt is aan, zeg tien binnendeuren in een woning, dan wordt de post ‘binnendeuren’ meteen een heel stuk duurder. Dat schrikt af. Intussen is een eindgebruiker tegenwoordig wel bereid wat meer uit te geven voor meer woonoppervlak of een mooiere keuken. En kijk eens naar de spectaculaire renovatie-inspanningen die nu worden geleverd. Ze zetten een compleet nieuwe, geïsoleerde gevel tegen de oude pui, compleet met een prima voordeur, terwijl ze de oude binnendeuren gewoon laten zitten. Is dat innovatief? Als er sprake is van innovatie in binnendeuren dan hebben we het in feite over de productiewijze van deze bouwproducten. Daar, in de deurenfabrieken, gebeurt het. Daar kunnen ze steeds effectiever en goedkoper dezelfde soort deuren maken.
Bij buitendeuren zie je weer heel andere mechanismen, die overigens met vernieuwing niet veel te maken hebben. Een voorbeeld: we willen ons, in deze eeuw van het individu, graag onderscheiden van onze buren. Dan kiezen we voor een afwijkend, eigenzinnig visitekaartje. Dat is dan de voordeur die zegt hoe we eigenlijk willen wonen. De voordeur die lijkt op een deur van een herenhuis, zegt: ‘Dit is eigenlijk een herenhuis’. Een dubbele deur van een boerderette zegt: ‘Dit is een boerderij.’ Deze functie van een deur als identificatie van de bewoners, is van alle tijden.”

Hoe bepaalt de marktwerking de ontwikkelingen in de deurenbranche?
Peter Kraak: “Wie meent dat de marktontwikkelingen hier in hoofdzaak bepaald worden door de vrije werking van vraag en aanbod, vergist zich. In Nederland zijn de belangrijkste veranderingen in ontwerp en kwaliteit en toepassing van deuren teweeggebracht door wijzingen in de wet- en regelgeving. Dan hebben we het onder andere over de maatvoering van deuren en over eisen voor luchtdichtheid, isolatiewaarde, geluidwering, inbraakveiligheid, toegankelijkheid en duurzaamheid. Maar hoe komen bouwvoorschriften op deze terreinen eigenlijk tot stand? In ieder geval niet door te vragen wat de eindgebruiker wil. Wel door de lobby van invloedrijke marktpartijen. Een vraag: waar is de regel die bepaalt dat ook visueel gehandicapten en slechthorenden normaal toegang moeten kunnen hebben bij de voordeur van een flat? Die regel is er niet. In de meeste gevallen zijn toegangssystemen van woongebouwen ongeschikt voor het probleemloos binnenlaten van doven en slechtzienden. Andere vraag: is iedere Nederlander vrij om te kiezen voor de buitendeur die hij of zij graag heeft? Niet dus. Oké, particuliere woningeigenaren hebben die vrijheid meestal wel, maar voor huurders is dat bijna nooit het geval. Woningcorporaties laten tegenwoordig de keuze van nieuwe binnen- en buitendeuren en van hang- en sluitwerk en sanitair graag over aan de aannemer. Het argument daarbij is dat de aannemers het best op de hoogte zijn van de markt. Alleen wijst de praktijk uit dat dit vaak niet opgaat. Dus gaan sommige woningcorporaties die keuzes weer zelf maken. Daarbij hanteren ze feitelijk maar één motief: wat is het goedkoopst in het onderhoud!”

Welke bouwfysische kwaliteiten van buitendeuren hebben tegenwoordig de hoogste prioriteit bij de beslissers? Kunt u een hitlijst geven?
Peter Kraak: “Bij voordeuren heeft een hoge isolatiewaarde veruit de hoogste prioriteit bij de afnemer. Met andere woorden: een gunstige EPC-waarde, dus een lage U-waarde van de voordeur, staat op nummer één. Intussen worden de wettelijke normen voor de warmteweerstand steeds scherper. Daarom zie je de laatste tijd meer aanbod van houten deuren van grotere diktes en deuren van andere materialen. Helaas levert dat per saldo niet altijd een veel scherpere U-waarde op voor de gevelopening, omdat de ongunstige U-waarde van een houten kozijn vaak de zwakke schakel is. Op nummer twee van de hitlijst staat nu kierdichting. Dat geeft het belang aan van goede kaderdichtingen van deuren. En verder: als er veel aandacht uitgaat naar een hoge energieprestatie van het hele gebouw (EPN), is het opvallend dat bij oplevering regelmatig blijkt dat die prestatie niet gehaald wordt omdat de voordeur is kromgetrokken.

Een goede derde op de lijst van gewenste kwaliteit is de inbraakveiligheid van de voordeur. Je kunt je daarbij afvragen of de nadruk die tegenwoordig gelegd wordt op een verbetering van inbraakveiligheid door toepassing van hang- en sluitwerk met 3 SKG-sterren altijd zinvol is. De praktijk wijst immers uit dat 2-sterren in de meeste gevallen al voldoende is. Als het om verbetering van hun producten gaat, kunnen de hang- en sluitwerkfabrikanten beter iets doen aan die cilinderbediende 3-puntssluitingen die voor veel mensen te zwaar zijn om te bedienen met hun voordeursleutel. Verbetering van inbraakveiligheid is tegenwoordig bijna synoniem met PKVW, zeker in de corporatiewereld. Voor sommige woningcorporaties is het onder PKVW brengen van hun woningbezit een doelstelling geworden. Merkwaardig is dat, want waarom zou een certificaat een doel zijn? Het gaat toch immers om het inbraakveilig maken van gebouwen. Om dat te bereiken zijn er vanuit de bouwvoorschriften op sommige punten eisen gesteld aan het hang- en sluitwerk. Maar waarom zou betere buitenverlichting geen eis zijn voor inbraakveiligheid? Een straatlantaarn maakt toch net zo goed uit hoe inbraakveilig een woning is. 

Die hang naar het halen van een certificaat doet zich ook voor bij het streven van woningcorporaties om bij hun projecten alleen deuren van FSC-hout voor te schrijven. Daarmee zijn we beland bij het punt van de duurzaamheid. Misschien is dat wel nummer vier van deze hitlijst. Woningcorporaties die voor de beslissing staan om wel of niet voor FSC-hout te kiezen, schaffen per slot van rekening de meest duurzame deur aan. Maar daarbij is de FSC-eis – dat het hout afkomstig is uit duurzaam beheerde bossen - vaak stilzwijgend vervangen door een ander criterium voor duurzaamheid, namelijk: ‘minder kostbaar in het onderhoud’. 
Als ik nog een prioriteit nummer vijf zou moeten noemen, denk ik aan geluid. Die bouwfysische kwaliteit gaat straks een grotere rol spelen. Met name bij de transitie van kantoren tot woongebouwen gaat geluidbelasting op de gevel een belangrijk aandachtspunt worden. Want de voorschriften voor geluidsbelasting voor verblijfruimte zijn strenger dan die voor kantoorruimten.

Ten slotte : De keuze van een voordeur is sowieso een lastig ding, want over welk eindproduct praat je dan? Niet over een losse deur. Of een voordeur voldoet aan alle gestelde prestaties, is afhankelijk van hoe de aannemer het deurkozijn heeft bevestigd in de omliggende constructie, van de kwaliteit van de deur die de deurenproducent aflevert en van het hang- en sluitwerk. Bij de oplevering  draait het uiteindelijk toch om de kwaliteit van het geheel, om de combinatie van die drie samenstellende elementen. Bij kant-en-klare gevelelementen is die vraag niet meer aan de orde.”

Welke veelbelovende innovaties zie je in de nabije toekomst in de deurenbranche?
Peter Kraak:“ Samenvattend, kan ik zeggen dat ik bij de productcategorie binnendeuren nu geen innovatie van betekenis signaleer. Alles draait om de prijs. In de utiliteitsbouw, bij zorggebouwen en kantoren hebben binnendeuren steeds vaker een specifieke functie, bijvoorbeeld als brandwerende deur die op een ander moment een vluchtdeur is. Dat zijn nu nog niche-markten. In kantoren zie je nu zelfsluitende binnendeuren die reageren op aanwezigheidsdetectie die uitgerust zijn met een elektronische sluitplaat of een elektrisch slot.

Ten slotte stel ik vast dat de voordeur in het algemeen ook nog altijd de privé-deur is. Die wil je goed dicht kunnen doen. Basisdoel van de voordeur is het bereiken van een bepaalde mate van geborgenheid en veiligheid. Die functie van een draaiende voordeur bestaat over honderd jaar nog. Voordeuren die je via het internet kan bedienen en inpandige schuifdeuren komen in toenemende mate voor, maar zijn in de meeste gevallen erg prijzig.”

Vaak gestelde vragen
Tijdens zijn werk als projectleider en als docent worden aan Peter Kraak vaak dezelfde vragen gesteld. Hierbij enkele van deze vragen en zijn heldere antwoorden.

Een inpandige deur, moet deze 30 of 60 minuten brandwerend zijn?
Een inpandige deur volgt de brandweringseisen van de wand waar de deur in gemonteerd is. Inpandige deuren van woningen (in trappenhuizen en afgesloten gangen) hebben een weerstand (wbdbo) van minimaal 30 minuten. Aan uitpandige deuren worden in principe geen wbdbo-eisen gesteld.

Moet een bergingsdeur voldoen aan weerstandsklasse 2?
Aan een bergingsdeur worden in de bouwvoorschriften geen eisen gesteld voor een weerstandsklasse volgens NEN 5096. Het is wel verstandig ook voor een berging deze eis te hanteren. Is er sprake van een inpandige deur naar de woning, dan geldt de aanbeveling om voor de buitendeur in de berging of garage en voor de garagedeur weerstandsklasse 2 volgens NEN 5096 aan te houden.

Wanneer moet ik een deur voorzien van een deurdranger?
Nieuwe deuren in portieken dienen zelfsluitend te zijn. Regeling Bouwbesluit 2012 bepaalt dat de brandwerende voordeuren van een woonfunctie, in een woongebouw met één trappenhuis (portiekontsluiting volgens BB art. 2.104, lid 4), zelfsluitend uitgevoerd moeten worden. Deze wijziging is sinds 1 april 2014 van kracht. Daaraan kan men voldoen met de klassieke deurdranger of met een moderne deurdranger met vrijloop.

Mag een deur kromtrekken?
Ja en nee. Je wilt natuurlijk niet dat een deur die krom staat, nauwelijks meer te sluiten is en tocht doorlaat. Zo’n deur voldoet dan niet meer aan de eisen van luchtdichtheid, thermische isolatie en geluidwering. De discussie over de kwaliteit van de deur en het kozijn zal plaatsvinden tussen opdrachtgever en aannemer of leverancier. 

Wat doet een brievenbus met de U-waarde?
In de gebruikelijke berekeningsmethoden komt dit niet tot uitdrukking. Voor dit soort onderdelen bepaalt art. 5.3 lid 8 van het Bouwbesluit dat aan 2% van de oppervlakte aan scheidingsconstructies geen eisen worden gesteld aan de thermische isolatie. In de toekomst zijn de eisen aan energiezuinig bouwen zodanig dat de brievenbus in een deur gewijzigd zal worden in een buitenbrievenbus.

Hoe zit dat nou met die 20 mm opstap? Geldt dit ook van binnenuit?
Het Bouwbesluit eist in art 4.27 een maximale opstap van 20 mm. Dit hoogteverschil van 20 mm moet worden gemeten vanaf de afgewerkte vloer, dus vanaf de vloerbedekking, het parket of een andere vloerafwerking. Het hoogteverschil vanaf de bouwkundige vloer kan bij de bouwaanvraag dus groter zijn dan 20 mm.

Welke eisen zijn er op het gebied van deuren en geluidwering?
Aan deuren (en het daarbij behorende kozijn) worden eisen gesteld aan geluidwering. Hierbij is het van belang of de ruimte achter de deur een verkeersruimte is of een verblijfsruimte. Het Bouwbesluit eist geluidstechnisch een prettige verblijfsruimte. Afhankelijk van het geluidsniveau buiten dient de gevel te waarborgen dat deze eis in de verblijfsruimte wordt gehaald. Voor een verkeersruimte gelden lagere eisen.
 

Hier uw advertentie?
Bel +31 (0)73 503 35 44.